De meeste oosterse vechtkunsten pretenderen een filosofische inslag te hebben. Beweerd wordt dat het verbeteren van de zelfdiscipline en het cultiveren van zelfkennis voorop staat, dat geweld wordt afgekeurd en dat winnen of verliezen niet belangrijk zijn. In mijn ogen is de praktijk in de meeste gevallen anders. Net als in gewone, competitieve sporten speelt onderlinge concurrentie vaak een belangrijke en soms zelfs een overheersende rol.
Zelf ontdekte ik dit nadat ik als zestienjarige in Amsterdam op karate ging. Ik was nogal een boekenwurm, had al het een en ander over bushido en zenboeddhisme gelezen, en hoopte dat karate daar goed op zou aansluiten. Aanvankelijk vond ik het leuk, maar naarmate ik vorderde werd er steeds meer nadruk gelegd op sparren en competitie. Nadat ik de bruine band had gehaald, werd ik geacht mee te doen aan wedstrijden buiten de eigen dojo. Soms ontmoette je dan agressieve mannetjes die met verbeten en rood aangelopen koppen probeerden een voet of een vuist in je maag te planten. Dat vond ik maar niets. Misschien kanaliseerden ze via karate hun, door gierende hormonen opgehitste, agressie. En misschien was dat wel beter dan dat ze elkaar in de kroeg of op een voetbaltribune te lijf gingen, maar ik had daar geen zin in. Ik ben niet kleinzerig, maar de sfeer beviel me niet. En al waren lang niet alle karateka’s zo, toch was dat voor mij een reden om ermee te stoppen.
Spoel meer dan vijfendertig jaar vooruit en zie: ik ben 57 en pas begonnen met aikido. In aikido zijn geen winnaars of verliezers, en hebben we geen tegenstanders maar partners. Ook ligt de nadruk niet zo op het halen van gradaties. Hierin verschilt aikido niet alleen van andere oosterse vechtkunsten, maar ook van de meeste takken van sport en allerlei andere activiteiten.
De maatschappij is geobsedeerd door winnen en verliezen. Iedereen wil bij de winners horen en niet bij de losers. In de reclame word je afgeschilderd als loser als je niet in de juiste auto rijdt, de juiste kleren draagt, of het nieuwste model telefoon hebt. Wanneer mensen winnen, of dat nou is in de sport, op het werk, of in de concurrentie met de buren om het mooiste huis en de mooiste spullen, zwelt het ego op en hebben ze het gevoel dat ze ertoe doen.
De wortels van aikido liggen in Japan, dat sterk beïnvloed is door het boeddhisme. In het boeddhisme wordt het ‘ik’ gezien als een waandenkbeeld. Het ‘ik’ is een illusie, het gevolg van een onjuiste interpretatie van de werkelijkheid. In het dagelijks taalgebruik kunnen we er niet omheen, maar volgens het boeddhisme moeten we ons er altijd van bewust zijn dat ‘ik’ niet naar een vastomlijnd en reëel bestaand iets verwijst. Als twee samoerai met elkaar in gevecht zijn, en een van hen verliest, waar zit dan dat ‘ik’ dat wint of verliest? In de handen die het zwaard hanteren? In de hersenen die de handen besturen? Het is slechts iets vluchtigs. De Heike Monogatari, een Japans heldendicht uit de twaalfde eeuw waarin de leer van de bushido, de Weg van de Krijger, centraal staat, begint met deze beroemde woorden: ‘In de klokken van het Gion Shojaklooster weerklinkt de vergankelijkheid van alle dingen; de kleur van de salabloemen vertelt ons dat de rijken arm zullen worden. Zij die trots zijn, kunnen niet voortduren. Ze zijn als een droom tijdens een lentenacht. Uiteindelijk zullen de machtigen ten onder gaan, als stof in de wind.’ Daarom werd gezegd dat de ware krijger strijdt zonder woede of haat jegens zijn tegenstander, want de uiteindelijke ondergang staat vast. De stroom van de gebeurtenissen heeft hem tegenover zijn tegenstander geplaatst. Dat is alles. Persoonlijk is het niet. De ene man leeft, de ander sterft. Maar er is geen echte winnaar of verliezer, want dat zijn lege begrippen. In sommige stromingen heerst de gedachte dat alleen de Ki, de adem of levensenergie, echt bestaat. En daarmee zijn we terug bij aikido, de Weg van de Harmonie met Ki. Voor mij is aikido de fysieke kant van mijn belangstelling voor de filosofie van het oosten. Ik heb er groot plezier in te zien wat er gebeurt als je de energie van de uke overneemt en tegen hem gebruikt. En ik heb groot plezier in de sfeer in de groep, waar het van elkaar leren voorop staat, maar ook plaats is voor humor. Toen ik nog oceanen overzeilde, bereikte ik op een gegeven moment een punt waarop ik één werd met mijn boot. Ik lag onderdeks te slapen, en als de wind sterker of zwakker werd, of iets van richting veranderde, voelde ik dat meteen. Ik werd wakker en stelde, zonder daar echt bij na te hoeven denken, de zeilen bij, of veranderde iets van koers. Mijn doel is ook met aikido een niveau te bereiken waarin ik niet meer over iedere techniek en beweging hoef na te denken, en waarin ik eenzelfde gevoel van eenheid van lichaam en geest verkrijg als voorheen op zee. Ik zie wel hoever ik kom. Ik heb er in ieder geval veel plezier in.